![]() |
Pieter Dijkema Stichting |
||
versie 04-08-2020 |
Kerkgebouw Geen triomfkerken
Vijf en een half jaar is te kort om voor een diocees, dat alleen al zuiver maatschappelijk zozeer in beweging was, een volledig bestuurlijk programma uit te werken. Het is dubbel kort als men bedenkt dat bisschop Bekkers in die periode nog viermaal een langdurige conciliezitting in Rome moest bijwonen, dat hij bovendien, groeiend in publiciteit, steeds meer activiteiten op zich nam die buiten zijn diocees en soms buiten Nederland lagen. Als bisschop van Den Bosch heeft hij in die jaren bepaald niet stilgezeten. Hij nam de kadervorming in zijn bisdom ter hand, hervormde de financiën, reorganiseerde de kerkenbouw waarvan hij de kosten drastisch besnoeide (tot wanhoop van twintig kerkbesturen wier bouwplannen al vaststonden). "Een kerkgebouw moet bescheiden zijn", stelde hij, vanuit de schaduw van de luisterrijke Sint-Jan. Bisschop Bekkers, Onderweg in een overgangstijd.J.W. Hofwijk, Katholieke Illustratie nummer 100, 10 december 1966. Aan zijn Hoogwaardige Excellentie Hoogwaardige excellentie, Het kerkbestuur van de Goede Herder te Sint-Oedenrode na een eerste teleurstelling te boven gekomen, vraagt met verschuldigde eerbied, de voordracht goed te keuren van de Weledelgestrenge heer, P. Dijkema uit Nijmegen om hem de opdracht te geven een schetsontwerp te maken, voor de bouw van een kerk en een pastorie voor het uitbreidingsplan Eerschot. met de meeste eerbied,
Sint-Oedenrode, 17 september 1963. Den Weledelgestr. Heer P. Dijkema Weled. Gestrenge Heer, Na verkregen bewilliging van Zijne Hoogw. Excellentie is het ons bestuur een grote
voldoening U bij deze de opdracht te geven tot het maken van een schetsontwerp voor een
nieuwe parochiekerk met pastorie in de wijk Eerschot van Sint-Oedenrode. Wij spreken het
vertrouwen uit dat U er in zult slagen een eenvoudig kerkgebouw te ontwerpen, waar de diep
gelovige bevolking op waardige en stijlvolle wijze de eredienst kan vieren, een kerkgebouw
dat door zijn eenvoud overzichtelijk is van indeling, practisch in gebruik, aangepast aan
de nieuwe liturgische voorschriften en stromingen, degelijk van structuur, laag in
onderhoud, stedebouwkundig juist gesitueerd en van een architectonisch verantwoorde
eigentijdse vormgeving. Omschrijving Situering De liturgische oriëntatie hoeft niet geurgeerd te worden. Deze kerk moet een sprekend teken zijn in haar omgeving. Zij zal moeten getuigen van Gods uitnodigende liefde en zodoende een openheid naar buiten hebben. Deze openheid naar buiten zal tot kennisname uitnodigen maar deze openheid naar buiten zal een beslotenheid en intimiteit niet uitsluiten die nodig zijn voor een goede viering van het Sacrament en het Woord. Een besloten intimiteit waar de mens rust vindt en tot inkeer komt, waar hij zich thuis voelt bij God en de medemens. Indeling Inventaris kerk Ruimte der gelovigen Inventaris sacristie Installatie Geachte Heer Dijkema, Bij bovenstaande uiteenzetting zijn wij ervan uitgegaan dat alle normaal te stellen eisen betreffende het kerkgebouw U volledig bekend zijn. Alleen enkele punten welke wij van bijzonder belang achten of waarbij een keuze gemaakt moest worden uit meerdere mogelijkheden hebben hebben wij zo concreet mogelijk weergegeven om U onze bedoelingen kenbaar te maken. Wij spreken de stellige verwachting uit dat u hierin zult slagen om een kerkgebouw te ontwerpen dat geheel aan onze verwachting voldoet. Bijzonder op prijs zullen wij het stellen wanneer U onze opdracht zult willen aanvaarden. Gaarne zien wij Uw schriftelijke bevestiging hiervan tegemoet, verblijvende met de meeste hoogachting en vriendelijke groet, Het R.K. Kerkbestuur van de Goede Herder te Sint-Oedenrode. A.Klessens, voorzitter
De Goede Herderkerk is een ontmoetingsplaats tussen God en zijn mensen, en mensen onder elkaar. Een verbondenheid die ook benadrukt wordt door de naar elkaar toegewende banken. De aandacht van iedereen wordt gericht op de Absis van waaruit God ervaarbaar wordt via Woord (ambo), Eucharistie (altaar en tabernakel), en Kruis naar de Paaskaars toe. Onze kerk biedt in haar soberheid, doorzichtigheid en eenvoud de mogelijkheid om tot het wezenlijke door te dringen. De liturgische handelingen worden op een bijzonder indringende manier waarneembaar, waardoor een ieder gestimuleerd wordt om zich open te stellen en zo Gods aanwezigheid te ervaren. Stenen spreken niet, maar tezamen vormen ze een kerkgebouw dat toch een duidelijke taal spreekt. Ze vertellen, aan wie hun taal verstaat, over de moeite die de bouwmeester zich getroost heeft om een ruimte te scheppen, die stilte en geborgenheid geeft, een ruimte waarin God zich openbaart, ervaarbaar wordt, zich laat horen en zien in Woord en Sacrament. Als priester ben ik dankbaar en ervaar ik het als een voorrecht in deze kerk samen met mijn medegelovigen liturgie te hebben mogen vieren, en als priester dienstbaar te zijn. Mijn dank wil ik uitspreken aan architect P. Dijkema en de vele medegelovigen die zich gedurende 30 jaar en steeds weer opnieuw hebben ingezet om deze kerk te laten zijn wat ze is: een huis van God. Een huis van God waarin wij mogen samenkomen als zijn volk onderweg, om kracht en inspiratie te putten voor ons christen-zijn in de wereld van vandaag. Ik hoop dat wij en nog velen na ons hier bijeen kunnen komen om God te ervaren zoals hij zich in Jezus Christus laat zien, zodat wij steeds meer worden wat we al zijn: Gods volk onderweg, Lichaam van Christus in onze wereld. M. Schneeberger, priester.
Het kerkgebouw is een centrumgebouw, het is het centrum van de parochie en van de wijk
Eerschot. In de opvatting van de architect van de kerk, Dr. P. Dijkema, is een kerkgebouw
een interieure ruimte die duidelijk afgebakend is van de omgevende buitenruimte. Wanneer je naar het kerkgebouw kijkt en niet helemaal de achtergrond van het ontwerp
begrijpt, kun je niet anders dan onder de indruk komen van de doordachte en afgestemde
manier waarop het gebouw zijn vorm en uitdrukking krijgt. De meest recente architectuur
vanaf 1985 kenmerkt zich vaak door het ontbreken van deze sereniteit en rust. De meeste gebouwen die tegenwoordig gerealiseerd worden zijn echter niet een gevolg van
bewust gehanteerde ontwerpuitganspunten, veelal spelen andere zaken die met economie,
haalbaarheid en bouwmethoden te maken hebben een heel dominante rol. Sjef van Griensven, architect.
Er is geen kerktoren, er staat een campanile. Er staan nauwelijks beelden en Mgr. Wilhelmus Bekkers, die in de schaduw van dit gebouw geboren werd heeft het nooit voltooid gezien. Martinus noch Oda voert het patronaatschap, en de groene vlakten, de wijdse gezichten zijn vervangen door nieuwbouw. Het landschap wordt allang niet meer bevolkt door schapen, gehoed door tanige herders. Bijna alles is hier symbolisch. Bedoeld en onbedoeld. Op het eerste gezicht een functioneel gebouw met goede, uitgebalanceerde verhoudingen binnen een moderne, conventionele nieuwbouwwijk. Het verhaal van dit gebouw wordt evenwel hoofdzakelijk binnen verteld, hoewel de campanile en het samengestelde kruis op de voorgevel voor de toeschouwer al verwijzingen kunnen zijn.
Het is De Goede Herder, een creatie van architect Pieter Dijkema, een man opgegroeid met het Woord binnen een streng gereformeerd gezin maar in 1948 overgegaan naar de Katholieke Kerk. Een gebouw ontworpen door een bekeerling, een leerling van de grote Delftse Prof. Ir. Granpré Molière. En was ook hij, deze inspirator voor een groep jonge architecten die zich schaarden rond de benedictijn Dom Hans van der Laan en zijn Bossche School, niet zelf een bekeerling? Welk een andere klank kunnen in dit verband de woorden van de evangelist Lucas krijgen; Wanneer iemand onder u honderd schapen heeft en er een van verliest, laat hij dan niet de negenennegentig in de wildernis achter om op zoek te gaan naar het verlorene, totdat hij het vindt? Nee, deze gedachte is te ruim, bij het nader beschouwen en het betreden van de Goede Herder klinkt, galmt eerder psalm 23, 1: De Heer is mijn herder, het zal mij aan niets ontbreken. Pieter Dijkema bouwde een ruimte voor het Woord en precieus creëerde hij een ruimte als een afspiegeling van het Hemelse Jeruzalem, een aardse ruimte voor de Heer, een tent in de woestijn, een tempel in Jeruzalem, een kerk in Eerschot. Het Woord, het menselijk stamelen over het paradijs, zij liggen verborgen binnen de verhoudingen, de maatvoering en het materiaalgebruik. In Eerschot ontstond gedurende de periode 1963-1966 een ruimte voor God en Zijn Woord, een zeer gastvrij onderkomen voor de gelovigen. Het was de laatste kerk in een serie van grote nieuwe godshuizen in het Bisdom s-Hertogenbosch. En groot is deze kerk met haar ruim 825 zitplaatsen. Men bouwde in de laatste zucht van katholieke emancipatie en net nog met het vroege en spontane optimisme van de Rooise monseigneur en zijn bisschoppelijk bouwburo. Het werd geen Bossche School met zijn Bernardijns purisme, maar een geheel eigen creatie, een bouwwerk steunend op oecumenisch gedachtengoed en wortelend in vroeg-christelijk erfgoed. Het begon met de gezamenlijke start van een kerkenbouwaktie o.l.v. dominee de Pater, hervormd predikant te Sint-Oedenrode/Son en Breugel en bouwpastoor Klessens. En dit alles onder de titel "Twee huizen voor één Heer". Het was in een tijd zwanger van oecumene en het Tweede Vaticaans Concilie zette de toon. Bovendien een tijd van ongebreidelde expansie- en bouwdrift. Men zamelde gezamenlijk geld in voor twee nieuwe kerkgebouwen. De protestanten zouden elders, in Son, een nieuwe kerk bouwen terwijl de katholieken bij de oorspronkelijke parochiekerk, de middeleeuwse Martinus, bijgenaamd de Knoptoren, een nieuw gebedshuis zouden verwezenlijken. Er waren evenwel geografische bezwaren. De nieuwe wijk Eerschot lag te excentrisch ten opzichte van de oude kerk. De nieuwe noodkerk kwam elders te staan, op het terrein van bloemist Van der Velden. Mgr. Bekkers kwam persoonlijk pastoor en nieuw kerkbestuur installeren. Op 25 september 1965 vond de plechtige eerste steenlegging voor het nieuwe kerkgebouw plaats. Niet door de bisschop, niet door de bouwpastoor maar door dominee J. de Pater. Hoe graag had de bisschop en initiatiefnemer van de nieuwe parochie, Mgr. Bekkers dit monument van oecumene, gebouwd op zijn geboortegrond niet willen inwijden. Als datum was reeds de dag voor Hemelvaart 1966 geprikt. Evenwel, vier dagen voor de ingebruikneming op 18 mei 1966, werd hij in Sint-Oedenrode begraven. Ondanks de bemoeienis van Mgr. Bekkers is het geen joviaal, wel een gastvrij, imposant monument geworden. Sober en grijs, maar licht in architectuur, even verrassend als gewogen, gesloten en toch open. De handelingen worden apart en kunstmatig verlicht, geaccentueerd. De bezoeker waant zich even in het theater, deelgenoot van het Hemelse Toneel, het mysterie van de liturgie. De architect heeft zich in architectonische zin een waar meester in de beperking getoond. Hij maakt een pas op de plaats; de rijkdom vormt hier immers de liturgie, centraal en duidelijk zichtbaar gesteld. En toch is het even of hij een klein kerkje, de oude Martinus, maar dan met een rechthoekig koor, heeft willen bouwen met daarom heen drie grote, langzaam oplopende tribunes, de plaatsen voor de gelovigen. Zij horen het Woord en zien boven de ambo, de lezenaar, de vier boven elkaar hangende lampen branden als het Evangelie van een der vier evangelisten wordt voorgelezen. Centraal zien zij de zware altaartafel met daarvoor, als betrof het hier een middeleeuws sacramentstorentje, het tabernakel. Zo volgen zij de handelingen van de eucharistie. Maar zij maken er ook deel van uit als zij tijdens de communie gezeten aan een van de vijf tafels delen in het brood en de wijn, het Lichaam en Bloed van Christus. Op dat moment zitten zij op hetzelfde nivo als de priester en is de gemeenschap der gelovigen echt gelijk. Het centrale gedeelte in het verlengde van de verhoogde absis met zijn strenge Majestas Domini van de Brabantse kunstenaar Jan van Eyk vormt een ware bühne, maar is groter dan de ruimte begrensd door de communiebanken. In een kerk gebeurt meer. De gemeenschap viert, overweegt hier ook het mysterie van het leven. Men komt er samen bij geboorte, huwelijk, dood en begrafenis. Soms zijn daarbij velen betrokken soms maar weinigen. Bij een huwelijk kunnen de naaste familieleden aanschuiven aan de tafels. De dood, het afscheid nemen van een overledene vraagt meer waardigheid. Deze wordt gevonden onder de lichtkoepel, de kleine, hoge ronde lichtschacht die zijn schijnsel werpt op een hardstenen markeringspunt. Hier staat de kist, hier hangt ook de houten kroon met de twaalf kaarsen, symbool van het Hemelse Jeruzalem. Hier wordt de drempel tussen hier en het hiernamaals overschreden. Hier in een accent van licht bevindt zich de grens tussen heden en morgen. Men kan het zelfs lezen; Niemand van ons leeft voor zichzelf alleen; niemand sterft voor zichzelf alleen, zolang wij leven, leven wij voor de Heer en sterven wij dan sterven wij voor de Heer. Het heden dat begon met de doop in dezelfde kerk maar dan binnen het door drie banken besloten dooptuintje rond het vont. Hier begon het leven, hier werd een nieuw lid opgenomen binnen de gemeenschap. Welkom en afscheid, Alpha en Omega onder de hoge verre maar altijd aanwezige blik van de Majestas Domini. Maar waar is hier, waar alles geënt, afgestemd lijkt te zijn op het in gemeenschap bijeenkomen, de ruimte voor de devotie, het stille, particuliere gebed? Zij wordt gevonden links van de ingang, in een warme, zuidelijke hoek, bijna verstopt onder het podium voor de zangers. Het is een kleine crypte, met daarin het beeld van de Moeder Gods, beter met een klein Ons Lief Vrouwke. Eerschot heeft in deze kerk, dit monument van oecumene, niet slechts een zeldzaam stuk architectuur gekregen, maar een echte parochiekerk. Hier gelden de woorden van Johannes, de patroon van het bisdom s-Hertogenbosch: Ik ben de Goede Herder. Ik ken de mijnen en de mijnen kennen mij. De beeldhouwer Niel Steenbergen bracht deze tekst aan rond de beeldtenis van Christus, de herder met het teruggevonden lam op zijn schouders. U vindt hem op de vloer van de absis. Duidelijk leesbaar, niet afgesleten. Leon van Liebergen,
Dr. Regn. Steensma, directeur van het Instituut voor Liturgiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen heeft verschillende studies geschreven over kerkbouw en kerkinrichting. Toen hij in 1994 de kerk van de Goede Herder bezocht schreef hij hierover het volgende. De eenvoudige buitenzijde van de kerk van De Goede Herder in Sint-Oedenrode, gebouwd in 1964 door P. Dijkema, laat nauwelijks vermoeden welk een bijzondere ruimte binnen de muren licht besloten. Het exterieur is dat van een zakelijk aandoend rechthoekig gebouw in eenvoudige baksteen, terwijl het interieur een sacrale ruimte vormt die de bezoeker tamelijk abrupt in een andere wereld plaatst. Het is bijna een cultuurschok, deze overgang van een open plein met fietsen, autos en pratende mensen in een helder daglicht naar een besloten en tamelijk donkere ruimte, waar het alledaagse leven als vanzelf verstomt. Een overgang van profaan naar sacraal, maar de inrichting biedt ruimte aan de bezoeker, aan de parochiaan, aan de mens, zodat deze niet in het heilige "niets" verdwijnt. Dat is wel het bijzondere van deze kerkruimte, in een sacrale sfeer ruimte bieden aan mensen, zowel letterlijk als geestelijk. Deze ruimtewerking is bereikt door verschillende factoren: de maatverhoudingen, het materiaalgebruik, de plaatsing en de vorm van kunst- en daglicht, de indeling van het vloeroppervlak met meubilair en vrije ruimte, de vormgeving van het liturgisch meubilair en tenslotte de beeldende kunst. In de eerste plaats de verhouding van de maten van de ruimte. De bouw toont een harmonieuze verhouding tussen vloeroppervlak en hoogte; de kerkruimte is niet te hoog en niet te laag. Het vloerplan is bijna vierkant. Het geheel is opgezet volgens het maatstelsel zoals Dom. Hans van der Laan dat ontwikkelde. De vier zijmuren worden even voor het eind onderbroken door een muurvlak dat enkele meters de kerk in steekt ter begrenzing van de banken. Deze korte muurvlakken dragen bij tot een goede visuele deling van de ruimte langs de muren en geven ook een zekere intimiteit aan de drie ruimten met de zitplaatsen. In de tweede plaats het materiaalgebruik. Dit is sober waardoor voorkomen werd dat het gebouw op zich te veel aandacht vraagt, zulks ten koste van hetgeen daarin gebeurt. De muren van grijze poreuze betonsteen vormen de verbinding tussen de vloer van gewassen beton en het plafond van licht roodbruine houten schroten. De banken van donker hout omringen aan drie zijden het altaar en de communietafel van tufsteen en basaltlave, welk materiaal goed aansluit bij de vloer: wel onderscheid maar geen contrast. Een eigen accent vormt het ronde doopvont van donkere hardsteen. In de derde plaats de belichting. Het buitenlicht verkrijgt maar weinig toegang tot deze ruimte. Hier en daar bevindt zich in de muur tegen de rand van het plafond een strook glas. De belichting wordt ook overdag voor een groot deel bepaald door het kunstlicht. Dit is zodanig aangebracht dat het enerzijds optisch de vrij grote ruimte verkleint anderzijds de aandacht vooral richt op de plaats waar de sacrale handelingen zich afspelen, en dat vooral door middel van lampen die geen hinderlijk licht terzijde uitstralen en door kaarsen. De laatste vormen lichtstroken op de communietafel, rond altaar, tabernakel, ambo en de gedachtenissteen in de absis. In de vierde plaats de indeling van de ruimte. De kerk heeft een vierkant grondplan met aan een van de vier zijden een uitgebouwd vierkant, de absis genaamd. Deze uitbouw is iets uit het midden geplaatst, waardoor voorkomen werd dat het geheel een te strakke opzet kreeg. Aansluitend bij deze absis is ongeveer een derde deel van de ruimte vrij van banken gehouden, waardoor hier een royale liturgische "speelruimte" is gecreëerd. Links en rechts daarvan bevindt zich een blok met banken, het rechter iets kleiner dan het linker, maar ook beide ongeveer een derde deel van het vloeroppervlak in beslag nemend. Aan de muur tegenover de absis bevindt zich nog een klein blok banken, alsook de ruimte voor het koor. Deze is verhoogd, zodat eronder een Mariakapel aangebracht kon worden. Het is vooral de grote open ruimte in het midden die een verademing betekent. Hoe vaak komt men niet in kerken die tot op de laatste vierkante meter vol gezet zijn met banken. Daar kan men alleen maar zitten, luisteren en door een nauw gangpad naar voren komen tijdens de communieviering. Hier is veel meer bewegingsruimte, vierruimte. In de vijfde plaats door de vormgeving van het liturgisch meubilair. Vanuit de absis ontwikkelt zich via de ambo een liturgisch centrum met altaar, kruis, tabernakel, paaskaars en communietafel. Aan de voorzijde van de absis bevindt zich op een verhoging de ambo met antependium. Hij heeft een centrale plaats in de ruimte en wordt tijdens de woorddienst door het licht van een luchter duidelijk geaccentueerd. Bijzonder in deze kerk is de organische verbinding van het altaar en de uit vijf delen bestaande communietafel. De laatste vormt een rechthoek in U-vorm die aansluit bij het altaar en het tabernakel omsluit. Het altaar is van hetzelfde materiaal als de communietafel en is slechts 10 cm. hoger. De parochie beleeft hier de gemeenschap als gelovigen aan de tafel van de Heer en de priester staat op dezelfde hoogte als de parochianen. In de open ruimte van de kerk bevindt zich ook de plaats voor de doop: in een rechthoekige ruimte die één trede is verdiept staat het forse maar niet te dominante ronde hardstenen vont. Dus niet bij de ingang of ergens terzijde van het koor, maar centraal in de ruimte. Bijzonder in deze kerk is verder dat in de open ruimte duidelijk een plaats is aangegeven voor de plaatsing van de kist bij een uitvaart. Ook de overledene staat in het midden van de gemeenschap. In de zesde plaats de beeldende kunst. De wanden van de absis zijn beschilderd in een diep-blauwe kleur en verticaal geaccentueerd door smalle onregelmatige lijnen in lichtgrijze kleur met onregelmatige dwarsverbindingen. Tegen de achterwand is op ongeveer tweederde van de hoogte het gelaat van Christus geschilderd in bruin, lichtblauw en okerkleur. De vormgeving doet denken aan een icoon: het gelaat heeft een tamelijk strenge uitdrukking, hetgeen versterkt wordt door de donkere wanden, de hoogplaatsing en de duisternis van de absis. Deze absis is als geheel meer een kunstwerk dan een functionele ruimte, want voor het gebruik in de eredienst speelt hij nauwelijks een rol. De wandbeschildering in deze mystieke besloten nis is van Jan van Eyck. Op de vloer ligt een ronde steen (95 cm. in doorsnee en 24 cm. dik) met een voorstelling van De Goede Herder, gemaakt door Niel Steenbergen. Tegen de wanden achter de banken hangen over de volle hoogte kleden in de liturgische kleuren van het kerkelijk jaar en worden derhalve op gezette tijden verwisseld. De kleden werden ontworpen door de architect. Recentelijk zijn tegen de wand links en rechts van de absis veertien litho's van Harrie Sterk aangebracht die de kruisweg tot onderwerp hebben. Oorspronkelijk bestond de kruisweg hier alleen uit eenvoudige kruisjes. Deze kunst beoordelend lijkt mij dat de wandkleden en de beschildering van de absis het meest geslaagd zijn als harmonisch onderdeel van deze kerkruimte. De kleden voegen zich naar vorm en kleur voortreffelijk in het geheel en geven voorzichtig een nadere geleding van de wanden. De absis is een even boeiend als curieus geheel. De gestrengheid past goed bij de ruimte maar is bijna teveel van "het goede". Indeling, kleur en thematiek werden bepaald door de architect, die de vormgeving van het gelaat van Christus aan de kunstenaar overliet. De steen van Niel Steenbergen ligt plat en valt daardoor niet op, waardoor hij weinig aan het geheel toevoegt. Ten aanzien van de kruisweg van Harrie Sterk heb ik mijn twijfels of de lithos in deze kerk passen. De kwaliteit van het werk is goed, maar ze vragen door hun heldere kleur tamelijk veel aandacht. De parochie van De Goede Herder in Sint-Oedenrode moge zich gelukkig prijzen een dergelijke waardevolle kerkruimte te bezitten. Zij verdient ook lof dat deze kerk in de dertig jaar van haar bestaan zo gaaf bewaard gebleven is. Hopelijk blijft dat ook zo.
"Schrijft u maar liever geen verhaal over mij", verzoekt architect Pieter Dijkema aan het eind van ons gesprek in zijn Arnhemse appartement, "u kunt beter uw aandacht richten op het kerkgebouw en de parochiegemeenschap, dat is veel belangrijker." Een sympathieke opdracht, maar niet eenvoudig in te lossen wanneer men alleen met de pastoor heeft kennis gemaakt en slechts een luttele keer de kerk heeft bezocht. "Wat was dan uw eerste ervaring", reageert Pieter Dijkema op mijn tegenwerpingen. Ik weet niet hoeveel kerken ik bezocht heb, maar er is iedere keer opnieuw nieuwsgierigheid, verwachting. Het binnentreden gaat schuchter, met ingehouden adem en vertraagde pas, wat in druk bezochten kathedralen op porren in de rug kan komen te staan van groepen die zich door mijn getreuzel de weg versperd weten. Maar de eerste indruk op de drempel wil ik me niet laten ontnemen. Het is maar een kort moment, een paar seconden, wanneer de ruimte ontzag afdwingt, mede omdat het nog niet mogelijk is haar grenzen vast te stellen. Deze ervaring houdt meestal niet lang stand. Als de ogen gewend zijn aan de ruimte, volgt de teleurstelling of bewondering. Vaak is de aandacht dan al verschoven naar de details, een wandschildering, een fraai gesneden altaar, een indrukwekkend beeld. Waarschijnlijk hadden de mensen in het verleden heel wat meer tijd nodig om hun zinnen onder controle te brengen. Een gelovige uit 1100 kon zich blijven vergapen in de romaanse kerken, die toen nog niet de eenvoud kenden die wij nu zo bewonderen, maar van onder tot boven waren beschilderd met Christus en zijn Hemelscharen, voorstellingen uit de Schrift en decoratieve banden in heldere, fel contrasterende kleuren. Twee eeuwen later zullen het bonte licht dat door de glas-in-lood vensters binnenviel en de immense hoogte van de kathedralen een verpletterende indruk hebben gemaakt, ten tijden van de barok zal de aandacht langdurig vastgehouden zijn door de talloze hemelse visioenen van de heiligen die zich voltrokken in het schijnsel van mystiek kaarslicht. Wij zijn er te nuchter voor geworden, wij vertrouwen eerder op ons verstand dan op ons gevoel. De Goede Herder overdondert niet, zelfs niet tijdens dat kortstondige moment op de drempel bij een eerste bezoek. En toch is het een bijzondere kerk, die bij nadere schouwing als architectonisch bouwwerk en als plaats waar God en zijn gemeente elkaar kunnen ontmoeten een steeds diepere indruk maakt. Maar wat maakt De Goede Herder nu zo bijzonder? En waarin wijkt zij dan af van andere moderne kerken? Er zijn immers vele punten van overeenkomst met de na-oorlogse kerkbouw aan te wijzen. Een markant voorbeeld hiervan is het vierkante grondplan. Anders dan voorheen) speelt het onderscheid tussen de langbouw (de basilicavorm, ontworpen vanuit de lengte-as) en de rondbouw (vooral in het Oosten toegepast) in de moderne kerken nog maar nauwelijks een rol van betekenis. Deze vernieuwing was een direct gevolg van discussies die liturgisten en architecten sinds het begin van de eeuw voerden om een grotere participatie van de gelovigen bij de liturgie te bewerkstelligen. Een van de uitvloeisels hiervan is een opstelling waarin de gemeenschap rondom het altaar wordt gesitueerd. Een ander aspect waarin de kerken van na 1945 zich weten te onderscheiden van hun voorgangers ligt op het terrein van de uitvoering, die sober is gehouden. De omvang, en vooral de hoogte, is tot menselijke proporties teruggebracht, de muren van baksteen of beton zijn niet gepleisterd, decoratieve vrijzinnigheden zijn vermeden en aan de beeldende kunst is, mede als gevolg van de teruglopende verering der heiligen, slechts een spaarzame plaats toebedeeld. Details zijn ondergeschikt gemaakt aan het grotere geheel, de ruimte die in zijn totaliteit een gewijde sfeer wil uitademen. In de kerken van de zogenaamde Bossche School is gestreefd naar een zo optimaal mogelijke ervaring van de ruimte door de consequente toepassing van een matenstelsel, gebaseerd op het plastische getal van de benedictijn Dom Hans van der Laan. Hij introduceerde een meetkundige reeks waarmee de plaats van wanden, kolommen, dak enz. en alle afmetingen, van de doorsnede van de muren tot de vrije hoogte in het midden van het schip, kon worden berekend en in harmonie op elkaar afgesteld. De Goede Herder is een produkt van de Bossche School, zij het van een wat liberale signatuur. Wellicht is hier het antwoord te vinden op onze vraag naar het bijzondere aan deze kerk, dat vooral spreekt uit de unieke dispositie, de opstelling van ambo, altaar, tabernakel, plaats voor een grafkist en doopvont in de middenruimte en de wijze waarop de gelovigen hier aan de liturgie deelnemen. Pieter Dijkema zal overigens de eerste zijn om dit unieke te relativeren. Hij heeft geen noviteiten willen doorvoeren, maar eerder oplossingen aangedragen om een relatie te herstellen die in de loop der eeuwen uit het zicht is verdwenen: de direkte, tastbare band tussen altaar, de plaats waar God nabij is, en zijn gemeenschap. Deze verbondenheid was in de oud-christelijke basilica nog intact, zoals te lezen valt in Christus oudste gewaad van Frits van der Meer, dat Dijkema heeft geïnspireerd. In de vierde-eeuwse kerken sprak de bisschop vanaf zijn cathedra, zijn stoel, op een halfronde verhoging (de absis) in het oosten van het schip. Na de dienst van het Woord werden de oningewijden (de catechumenen) heengezonden, de deuren gingen dicht, de lampen aan, de gordijnen tussen de zuilen toe en schrijft Augustinus "dan komen wij naar beneden, naar de plaats des gebeds", naar het altaar dat diep in het schip gelegen was. Een afdaling. In De Goede Herder maakt de onzichtbare God in de absis zich kenbaar door zijn Zoon, het Woord op de ambo en op het lager gelegen altaar waar in het breken van het brood en drinken van de wijn Christus aanwezigheid wordt gevierd in nabijheid van de gelovigen. Tijdens de eredienst ontvouwt deze afdaling zich als een weg van licht, van de zevenarmige kandelaar en de vier lampen boven de ambo (verwijzend naar de vier evangelisten) tot de paaskaars (symbool van de Verrijzenis) bij het doopvont. De mens doorloopt een tegengestelde, opwaartse richting, van het doopsel tot de opname in het heilige der heilige. Deze middenruimte, dit centrum van de liturgie, is de plaats waaromheen de gelovigen zich verzamelen. Maar net als bij de weg van het Licht, kan het ook andersom worden verstaan. Als een open plaats namelijk die door het bijeengekomen volk wordt opgeroepen. Zoals in de vroeg-christelijk kerk de mensen stonden voor de cathedra en met de bisschop en zijn diaken na de Woorddienst zich verzamelden rond het altaar (in een aantal Oosterse kerken staat men nog altijd). In zijn dissertatie Innen und Aussen uit 1960 heeft Pieter Dijkema een onderzoek gedaan naar de vorm waarin de mensen hun geloof vieren. Stammen van de Pygmeeën trekken bijvoorbeeld een ovaalvormige kring rond een open ruimte. Zij zijn het die de plaats vormen, uitsparen tussen hen in. De Pygmeeën zaten niet een voor een naast elkaar in een kring, maar in groepen. In De Goede Herder zitten de parochianen op drie amfitheaters, die op hun beurt weer in groepen zijn onderverdeeld door de middenpaden, en nemen tijdens de communie plaats achter vijf tafels. Ik moet bekennen dat deze amfitheaters bij mij aanvankelijk gemengde gevoelens opriepen. Er zit iets theatraals in en in mijn fantasie zag ik iemand tijdens de preek opstaan en hardop zijn ongenoegen met de visie van de pastoor uiten. Het ligt echter niet in mijn bedoeling om tot een revolte aan te zetten. De amfitheater-vorm heeft veel voor op de conventionele gelijkvloerse opstelling van banken in het schip. Het bevordert ontegenzeggelijk de betrokkenheid van de gelovigen. Zij zien elkaar en tezamen zijn zij verbonden met de liturgie, met de dienst van de tafel waarin God zich openbaart. Zelden heb ik een kerk gezien waarin aan de Openbaring op zon tastbare en tegelijkertijd respectvolle wijze vorm is gegeven. Opzienbarend en gelukkig vond ik de opstelling van het tabernakel vlak bij het altaar, bijna in het midden van de kerk, ontzagwekkend de absis, de plaats van God, die ik dan ook niet heb durven betreden. De Goede Herder in Sint-Oedenrode is dat wat zij beoogt, een ruimte voor de ontmoeting tussen mens en God. Wouter Prins,
Tussen het "buiten" van het Brabantse land- met de landerijen, bomen en wegen, met de steden, dorpen en alleen liggende boerderijen, met de wijk Eerschot van het oude dorp Sint-Oedenrode, met de afwisseling van zowel uitnodiging als bedreiging van de krachten van de natuur en de vaak schrille tegenstellingen in het maatschappelijke leven, - en daarbij nog als inleidende "overgang" het plein van de kerk met de klokketoren, vinden wij het schip als een "midden" ten opzicht van het meer "binnen" van de absis. Het "buiten" waarin God, in de natuur en dus ook in mensen, vaak in weelde en schittering, zich meedeelt en waagt, schenkt en schikt, doch wat in onze tijd als zodanig niet meer of nauwelijks nog wordt ervaren en erkend. Het "binnen", waarin wij meedelen en wagen, schenken en schikken, lijken te zijn opgeschort. Waar eerder lijkt te worden gezwegen. Maar het is juist daar, waar, op ingehouden, op terughoudende wijze, de Heer als de Onafbeeldbare is afgebeeld, en van waaruit Hij, ons mensen, weliswaar woordloos, geheimvol lijkt toe te willen spreken. Het "midden", waarin "buiten" en "binnen", waarin zich meedelen en zich daarvan vrijwel onthouden "bijeen" zijn gebracht. Waar wij ons mogen verzamelen, waar wij gewone stervelingen, worden vergaderd, "gade", dat is: deelgenoot zijn geworden van een heel bijzonder gebeuren. Waar bij de Bediening van het Woord wij mogen horen wat God met ons vóór heeft, en bij de viering rond de Tafel met Brood en met Wijn wij mogen delen in het Wonder hoe Hij op geheimvolle wijze ZichZelf in Zijn Zoon aan ons schenkt, in Jezus Christus, de Gekruisigde, de Verrezen en Eucharistische Heer. Dr. P. Dijkema, architect.
In het blad 'Nijmeegs Katern - Nieuwsbrief voor de geschiedenis van stad en streek',
jaargang 6, mei 1992, was onderstaand artikel opgenomen waarin onder andere over het
verdwijnen van de parochiekerk "De Verrijzenis van Christus" (1962) in Nijmegen
(Hatert) wordt gesproken. Twee verdwijnende binnenruimten in Nijmegen Niet zomaar een dak "Zomaar een dak boven wat hoofden..." werd op 29 maart 1992 gezongen tijdens de laatste mis in de Nijmeegse Verrijzeniskerk. Wat er in de kapel van het Canisius Ziekenhuis ten afscheid heeft geklonken weet ik niet. Het is een passende tekst als we denken aan gemeenschappen die in een nieuwe samenhang weer verder moeten, maar ook een lied dat geen recht doet aan de architectuur van beide gebouwen. Want het zijn niet zomaar twee kerkruimten die verdwijnen. Het zijn niet zomaar daken boven wat hoofden, het zijn gebouwen die tot de beste behoren die de twintigste eeuw in Nijmegen heeft voortgebracht. Hun verdwijning zonder slag of stoot doet navrant aan: terwijl de stedelijke overheid het streven naar architectonische kwaliteit zo nadrukkelijk tot speerpunt van haar beleid heeft gemaakt, gaat bestaande kwaliteit verloren.
Dijkema's kerk daarentegen heeft een rijzige betonnen toren, ligt iets verhoogd aan een voorplein met pastorie en domineert als een bakstenen burcht het groene midden van Grootstal. Reinheidsideaal Heidegger Katholieke erfenis Nijmegen doekt haar katholieke erfenis op zonder van tevoren een goede inventaris te
hebben opgemaakt, zonder kunsthistorische afwegingen, zonder prioriteiten te stellen. Het
wil er bij mij niet in dat de Nijmeegse monumentencommissie de ziekenhuiskapel op lokaal
niveau niet waardevol genoeg vond. |
||
2020 De Goede Herder
kerk,
contact/info |